Vliegeniers die schrijven
‘Le Petit Prince’ is een korte, poëtische novelle en groeide uit tot een monument in de wereldliteratuur en een van de meest vertaalde en verkochte boeken ter wereld (met meer dan 80 miljoen exemplaren in 25 talen). De schrijver ervan, Antoine de Saint-Exupery (1900-1944) was behalve romanschrijver ook vliegenier. Geboren in een gezin uit de lage adel, was hij in 1914 veel te jong om soldaat te worden maar na de Eerste Wereldoorlog behaalde hij een vliegbrevet in het leger. Na een avontuurlijke carrière in de burgerluchtvaart, vervoegde hij in 1943 de vrije Franse luchtmacht en stortte op 31 juli 1944 neer in de Middellandse Zee tijdens een opdracht naar bezet Frankrijk.
Zijn literair oeuvre oogt dan ook mager, maar zijn boeken waren al tijdens zijn leven bestsellers: naast het wereldberoemde ‘Le Petit Prince’, publiceerde hij ook de romans ‘Vol de nuit’, ‘Terre des Hommes’ en ‘Pilote de guerre’.
Vliegen en al wat daarmee verbonden lijkt – spannende avonturen in verre landen - is ook het thema dat terugkomt in de best verkochte Britse jeugdboekenreeks, ‘Biggles’. Deze boeken werden geschreven door een echte oorlogsvliegenier, William Earl Johns (1893-1968). Hij meldde zich net als vele van zijn leeftijdgenoten in 1914 als vrijwilliger in het Britse leger, vocht in Gallipolli en in het Midden-Oosten en beëindigde zijn loopbaan als luitenant 2de klas bij het Royal Flying Corps. Ook na de oorlog bleef hij in de RAF en begon in 1932 als hoofdredacteur te werken van het eerste vliegtuigtijdschrift ‘Popular Flying’. Daarin schreef hij een eerste verhaal over de fictieve piloot-detective ‘Biggles’. Vanaf 1932 tot 1968 schreef hij 98 boeken over deze held, waarvan de laatste postuum gepubliceerd worden. Zijn boeken werden vertaald in diverse talen, waaronder het Nederlands (uitg. Het Spectrum) en W.E.Johns werd voor zijn bijdrage tot de jeugdliteratuur bekroond door de Unesco.
Een andere bekende Britse jeugdauteur Roald Dahl (1916-1990), vloog eveneens bij de RAF in de Tweede Wereldoorlog, maar dit thema kwam niet terug in zijn oeuvre, behalve in zijn dagboeken.
Vliegeniers in strips
Britten staan niet bekend als grote stripliefhebbers, Fransen en Belgen daarentegen wel. Omdat de Saint-Exupery in zijn ‘Le Petit Prince’ zelf eigen aquarellen had toegevoegd duurde het vrij lang eer er strips en animatiefilms over zijn figuurtje verschenen (overigens niet altijd van even grote kwaliteit…).
De spannende verhalen van ‘Biggles’ door W.E.Johns leenden zich wél tot stripverhalen: in de jaren ’60 bracht Studio Vandersteen 20 strips uit, getekend door Karel Biddeloo (1943-2004). In de jaren ’90 werd een nieuwe reeks uitgebracht getekend door François Bergèse (°1941) en andere auteurs.
Maar ‘Biggles’ was niet de eerste vliegeniersstrip: deze eer is weggelegd voor de Belg Victor Hubinon (1924-1979) die voor het striptijdschrift Spirou-Robbedoes de USAAF piloot ‘Buck Danny’ tot leven bracht. De verhalen werden geschreven door de Belgische piloot Jean-Michel Charlier (1924-1989) en waren niet wars van enig haantjesgedrag, simplistische Koude Oorlogs-retoriek, opstoten van Amerikaans chauvinisme en zelfs een vleugje racisme. Al gauw kwamen andere striptijdschriften met gelijkaardige strips: ‘Tanguy en Laverdure’ – piloten bij de Franse luchtmacht (in Pilote) – en ‘Dan Cooper’ – piloot bij de Canadese luchtmacht (in Tintin-Kuifje).
De laatste jaren is er een boom van vliegenierstrips: al dan niet geromantiseerde historische feiten, strips over vrouwelijke piloten en pin-ups, over spionnen die vliegen, of regelrechte fantasy... voor elk wat wils. Soms kan een held plots vliegen – zoals Superman en andere bekende Amerikaanse comic-helden, soms kan hij of zij plots een vliegtuig besturen zoals de ultieme stripheld Kuifje.
En soms is het gewoon een gedegouteerde oud Luftwaffe-vliegenier die zich per toeval in verre landen in allerlei avonturen stort – zoals in de onvolprezen stripreeks ’Adler’ van de veel te vroeg gestorven René Sterne (1952-2006)…