Slachtoffers ‘Brand van Leuven’ begraven in een massagraf
Op 25 en 26 augustus 1914 staken Duitse grote delen van de stad Leuven en de randgemeenten in brand. In Leuven werden 1200 gebouwen beschadigd en stierven 218 mensen. In de randgemeenten (Kessel-Lo, Heverlee, Korbeek-Lo,…) nog eens een kleine honderd. De ravage was niet te overzien. De meeste slachtoffers kregen een laatste rustplaats in een massagraf op een stuk grond naast de gemeentelijke begraafplaats, eigendom van ‘Le Conseil général des Hospices et Secours’. Dit was voor de Eerste Wereldoorlog in gebruik als militair oefenterrein en werd in 1919 overgedragen aan de stad Leuven voor de uitbreiding van de stedelijke begraafplaats.
In 1924 werd een monument opgericht naar een ontwerp van Louis Jotthier (1866-1934), een pseudo (of afgeknotte) obelisk met aan de 4 zijden indrukwekkende bas-reliëfs, die de slachtoffers uitbeeldden: de gedode burgers-martelaren, de gesneuvelde soldaten, een bedroefde engelfiguur met lauwerkrans en slachtoffers en het wapenschild van Leuven. Slechts weinig mensen weten dat er zich onder dit monument een crypte bevindt waarin zich 2 x 100 graven bevinden – de helft burgers, de helft soldaten. Deze crypte is (na enig klauterwerk) toegankelijk via de monumentale zerken waarop de namen aangebracht werden.
Andere punten ter herinnering
In dezelfde buurt bevindt zich ook het monument voor de politieke gevangenen en een schrijn met de ‘onbekende politiek gevangene van Buchenwald’: hier zijn niet alleen de tientallen verzetslui begraven uit het Leuvense begraven, maar ook de politiek gevangenen die gefusilleerd werden in Breendonk en in Duitse concentratiekampen. Allen met de (rode) driehoek, het symbool dat de nazi’s gaven aan de vervolgde politieke gevangenen. Ook Albert Stainier (zie later) werd hier begraven.
Aan de noordzijde van het kerkhof – waar al sinds 1785 de Leuvense doden begraven werden – zijn er ook enkele interessante herinneringsplaatsen. Vooreerst is er het standbeeld van de ‘Bloednacht’ 18 april 1902, toen er in Leuven 5 betogers omkwamen toen zij neergeschoten werden bij een betoging voor algemeen stemrecht. In die tijd werden de Belgische veiligheidstroepen ook ingezet tegen ‘binnenlandse agitatie’… Ernaast ligt een erepark met graven van soldaten van het Britse Gemenebest, zowel uit de Eerste als uit de Tweede Wereldoorlog. Verderop zien we ook 2 bescheiden graven van Nederlandse militairen van de ‘Prinses Irene’-brigade die sneuvelden bij de bevrijding van Leuven in 1944.
En een 100-tal meter verder langs de kerkhofmuur is een klein standbeeldje ter herinnering aan 5 Sovjet-militairen die als krijgsgevangene tewerkgesteld werden door de Duitse bezetter en van ontbering omkwamen …
Een obelisk en nieuwe straatnamen
Nog even over de Brand van Leuven augustus 1914. Vele Leuvenaars vonden de dood bij een regelrechte fusillade op het Stationsplein – een kwestie van afschrikking voor toekomstige verzetsacties. Na 1918 besliste de Leuvense gemeenteraad om het Stationsplein een nieuwe naam te geven: het Martelarenplein. De ‘Statiestraat’ werd omgedoopt tot Bondgenotenlaan en die liep uit op de vroegere ‘Hooimarkt, die hernoemd werd naar Maarschalk Ferdinand Foch (1851-1929), de bevelhebber der geallieerde legers. Omdat diens verdiensten later terecht bekritiseerd werden, besloot het Leuvense stadsbestuur de naam van het plein te veranderen in Rector De Somerplein, naar de voormalige rector (1917-1985).
Op het nieuwe Martelarenplein werd een monument opgetrokken voor de slachtoffers van de Brand van Leuven. Het werd een obelisk van witte natuursteen in art-decostijl, ontworpen door architect Achiel De Bondt (1886-1954) op een driehoekig platform waarop friezen aangebracht werden door beeldhouwer Marcel Wolfers (1886-1976). Bovenop de 20 meter hoge obelisk was eerst een ‘eeuwige’ vlam gepland, maar dit bleek onmogelijk toen het monument op 26 april 1925 onthuld werd. Het monument werd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog totaal vernield door de Duitse bezetter, maar wederopgebouwd na 1945. Langzaam maar zeker verwerd het monument tot een 'eilandje' tussen het drukke verkeer voor het station van Leuven waar alleen nog op Wapenstilstanddag naar ‘gekeken’ werd. Pas toen het plein volledig gerenoveerd werd eind de jaren ‘90, werden ook de 3 bas-reliëfs vakkundig gerestaureerd door beeldhouwer Gerard Thienpondt (1940-2022).
Aan de achterzijde van het Leuvense station, aan de 'kop van Kessel-Lo', op het Jeanne Devosplein, staat een klein maar krachtig standbeeld van de 'Onbekende Oorlogsvrouw'. Dit is van de hand van de Leuvense artieste Liliane Versluys. Meer over dit monument en de missie hiervan, lees je in ons dossier 'manifest van de onbekende oorlogsvrouw'.
Hulde aan oorlogsheld en aan verzetsvrouw
Ook de vest tussen Tiense- en Parkpoort kreeg een nieuwe naam, verwijzend naar oorlogsheld Léon Schreurs (1888-1914). Deze brave soldaat diende in het 6de Linieregiment en werd gescheiden van zijn compagnie, toen die uit Leuven terugtrok. Volgens de overlevering zou hij aan de Tiensepoort eigenhandig 5 Duitse soldaten hebben neergeschoten, wat gezien zijn bewapening (een ouderwetse Mauser die na ieder schot moest herladen worden) een mirakel mag heten. De oorlogspropaganda voor deze ‘laatste verdediger’ van Leuven resulteerde in een monument pal in het midden van het kruispunt Tiense poort. Ook dit verhuisde omwille van de stijgende verkeersdruk naar een parkje over de gevangenis.
Recent werd een nieuwe verkaveling aan de Pleinstraat vernoemd naar Hortense Daman (1926-2006) – een ‘vergeten’ verzetsstrijder van de Tweede Wereldoorlog. Haar ouders runden een kruidenierszaak in de Pleinstraat en de hele familie was actief in het verzet, de piepjonge Hortense incluis. Zij en haar moeder werden gearresteerd en overleefden de concentratiekampen van Buchenwald en Ravensbruck. Na de oorlog werd ze verliefd op een Engelse militair en verhuisde naar Groot-Brittannië. In 2020 kreeg zij een straatnaam naar haar genoemd en een mooie muurschildering aangeboden door de buurt.
Belang van steenwegen en spoorwegen
Het hoeft geen betoog dat de N 3 – de ‘steenweg’ tussen Brussel - Leuven - Tienen en Luik – en de spoorverbinding tussen Brussel en Luik een belangrijke rol speelden, zowel bij de inval van de Duitse troepen in beide wereldoorlogen als bij de logistieke bevoorrading van de invallende legers. De Blauwputbrug werd ondermijnd door Engelse soldaten terwijl de Duitse Stuka’s de stationsbuurt en Tiensesteenweg herhaaldelijk bombardeerden. Hierbij vielen tal van slachtoffers…(lees ons dossier over de oorlogsslachtoffers). Op hetzelfde moment vluchtten ook duizenden mensen over de steenweg te voet, met de wagen of per trein. In Lovenjoel werd een trein beschoten, met 5 doden tot gevolg. En vanaf 1942 startten via dezelfde spoorlijn Mechelen-Leuven-Luik de ‘transporten des doods’, waarbij Joodse burgers zonder retour én zonder toekomstperspectief naar Auschwitz gevoerd werden (lees ons dossier over het XXste konvooi).
Twee ‘vergeten’ militaire helden
Bij de bevrijding van België in 1944 was het de omgekeerde beweging: eerst bombardeerde de geallieerde luchtmacht de stationsbuurt van Leuven en andere strategische doelen, daarna vluchtten de Duitse troepen terug naar de ‘heimat’ – moord en verderf zaaiend.
Aan de overkant van het spoor herinneren 2 straten ons aan militairen die elk op hun manier bijdroegen tot de bevrijding van het nazisme: adjudant Petrus Harboort (1907-1944) was een ingenieur en bij de genietroepen actief als ontmijner. Hij kwam om bij het ontmantelen van een Duitse bom in Normandië in 1944.
Luitenant Albert Stainier (1900-1942 - foto hiernaast) werd, na zijn inlijving bij de Britse SIS-spionagedienst, als reserve-officier gedropt en hij leidde een belangrijk verzetsnetwerk in het Leuvense vanuit zijn woning in deze buurt. Hij werd echter verraden en gearresteerd door de Gestapo, in het bezit van een Engelse zender en een vuurwapen. Hij werd standrechtelijk geëxecuteerd in Hechtel in 1942.