Zo begon bij ons de oorlog[1]
Vrijdag 10 mei 1940 was een zonnige dag. Ik was op internaat in het Heilige-Drievuldigheidscollege bij de paters Jozefieten in Leuven. Zoals gewoonlijk waren wij om halfzeven opgestaan, wassen en kleden, dan naar de mis en daarna ontbijt en speeltijd. Daarna begon de morgenstudie, die ons toeliet onze lessen nog eens te overlopen en dan naar de klas.
Vandaag blijkbaar niet. In het studielokaal vertelde pater surveillant ons dat het oorlog was en dat er aan het Albertkanaal stevig gevochten werd. De schooldirectie had besloten geen les meer te geven tot de storm voorbij was. Wij mochten allen onze valies pakken en naar huis met bus of trein naargelang de mogelijkheden.
Toen ik in de loop van de voormiddag thuis kwam, waren mijn ouders heel blij mij te zien. De mensen stonden op straat en keken naar de voorbijrijdende legercamions gevuld met soldaten, die allemaal richting Tienen trokken. Niemand was dan ook verwonderd toen er rond 4 uur ontploffingen gehoord werden. Eerst dachten we dat het munitiedepot in het Meerdaalbos ontploft was, maar toen was er iemand die meende dat het best kon zijn dat Leuven gebombardeerd werd.
Toen wij beter luisterden, hoorden wij het geluid van vliegtuigen die naar beneden doken om hun bommen te gooien. Korte tijd later wisten wij het: aan de Tiensepoort trokken ook legervoertuigen met soldaten voorbij en de voetgangers hadden zich langs de baan opgesteld om ze toe te juichen.
Daar stond behoorlijk veel volk te kijken… en toe ineens waren ze er: de Duitse Stuka’s[2]. Als arenden doken zij uit de lucht met een akelig geluid en gooiden hun bommen op de Tiensepoort. Het duurde amper een zeer korte tijd, toen vlogen zij terug weg. Wat achterbleef was dood en vernieling. De huizen van de Tiensesteenweg en een stuk van de Bierbeekstraat lagen allemaal tegen de grond. Tussen het puin lagen de zielloze lichamen van talloze slachtoffers, waaronder mijn nicht, Bertha Lamey, dochter van tante Marie en nonkel Fille, die vooraan in de Pleinstraat woonden en ier huis wel beschadigd maar nog bewoonbaar was.
’s Anderendaags stuurde de elektriciteitsmaatschappij al arbeiders ter plaatse om de schade zoveel mogelijk te herstellen. Toen kwam er nog een Stuka en gooide een paar bommen. De Bierbeekse Celine Magits werd toen weduwe, want Frans Vanderveeren[3] was de elektriciteitsleiding aan het herstellen en liet er zijn leven.
Deken Weicherding[4] was net met pensioen gegaan en zou zijn oude dagen als aalmoezenier doorbrengen in het Mater-Dei-klooster aan het Sint-Jacobsplein in Leuven. De dag dat de oorlog uitbrak, de avond van 10 mei 1940, kwam de nieuwe deken, E.H. Clerckx, in Bierbeek aan. Er was niemand om hem te verwelkomen. Een beetje paniekerig landde hij bij onze pa, Téres de garde[5], om hem een beetje wegwijs te maken. Ik kan echt niet zeggen waar onderpastoor Hoskens die dag gebleven was, maar alleszins niet in de pastorij. Wel was hij twee dagen later paraat om met de kliek jonge mannen, een goede tiental, met de fiets richting Ieper te rijden, waar alle jongeren tussen 16 en 35 jaar verwacht werden. Zo luidde de regeringsmededeling langs de radio.
En zo komt het dat ik op zaterdag 11 mei de eerste mis diende, die deken Clerckx in zijn nieuwe parochie opdroeg. Die oproep door de radio naar alle jongeren vanaf 16 jaar, bleek ingegeven door de angst voor die onbekende Duitsers. En diezelfde angst verklaarde ook de onafgebroken stroom vluchtelingen die aan ons huis voorbij trokken. Met alle mogelijke vervoermiddelen van paard en kar tot fiets en kruiwagen en ik herinner mij levendig een man met een kruiwagen, waarop zijn oude moeder zat.
Ook onze pa maakte zich zorgen om mij. Ik was weliswaar nog geen 15 jaar geworden maar ik zag eruit als een volwassen tiener en niemand zou mij jonger dan 16 geschat hebben. En zo besloot hij dat ik best, samen met mijn neef Albert Lamey, die bij ons was komen wonen, de dinsdag met de fiets mee naar Ieper zou vertrekken.
Ons ma pakte wat reservekleding in een deken. Ik laadde mijn rugzak vol met schoenen, nog wat ondergoed en ook boterhammen met enkele sneden droge hesp van boven de schouw. Ik kreeg ook 1.000 frank[6] mee om eten te kopen onderweg en zo vertrokken wij met ons twee op dinsdag 14 mei richting Ieper. In Ninove zagen wij nonkel Arthur, tante Louise gaf mij het adres van haar broer in Frankrijk voor in geval van nood. Onderweg raapten wij Mille en Juul Magits op, die samen met Maurice en Jules Deneck en nog twee mannen uit Vissenaken ook onze richting uit fietsten en zo waren wij ineens met zijn achten op weg naar het onbekende. Onze oorlog was nu echt begonnen.
Naschrift
Hoe het verder afgelopen is met Amand Evers, heeft hij ons niet verteld… Gelukkig kon hij het ons in geuren en kleuren navertellen. Maar ook uit andere getuigenissen blijkt dat vele jonge mannen ‘op de vlucht’ gingen zoals Amand. Deze jongelingen werden ook wel CRAB’s genoemd – afkorting van het ‘Centre de Recrutement de l’ Armée Belge’. Auteur Pieter Serriën schreef hierover een interessant boek ‘Van onze jongens geen nieuws’, waaruit we de bovenstaande foto ontlenen.
De werkgroep Oorlog&Vrede vindt dit soort getuigenissen zeer belangrijk om te bewaren en heeft ondertussen al meer dan 30 interviews afgenomen van ‘getuigen’ – oudere inwoners die het allemaal meegemaakt hebben. Wil jij ook je verhaal vertellen? Neem contact op met de werkgroep en wij komen het opschrijven.
[1] Deze tekst is afkomstig uit het boek ‘Amand van de garde vertelt’ – uitgave van de gemeente Bierbeek 2009, blz. 157 t.e.m.161.
[2] Stuka: afkorting van Sturzkampfflugzeuge of de duikbommenwerker Junkers Ju 87, massaal ingezet bij het begin van de Tweede Wereldoorlog.
[3] Frans Vanderveeren (1903 - 1940) was een bekende figuur in Bierbeek en werd het eerste burgerslachtoffer in onze gemeente. Hij was voorzitter van de voetbalploeg Hoger-op Bierbeek; zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument.
[4] E.H. Camiel Weicherding, deken van Bierbeek van 1922 tot 1940; werd opgevolgd door E.H. Urbain-Frans Clerckx ; onderpastoors waren Edoaurd Deckers en Aloysius Hoskens.
[5] ‘Téres de garde’ is Waltherus Evers (1889-1973), de vader van Amand; was gehuwd met Maria Hortense Delville. Hij was veldwachter in Bierbeek en voorzitter van de COO.
[6] 1 BEF van 1939 zou nu 25 keer meer waard zijn; Amand kreeg dus de royale som van € 620 mee!