Rudi Vranckx won vredesprijs

Rudi Vranckx, VRT-oorlogscorrespondent en inwoner van Bierbeek, won in september 2018 de prestigieuze Carnegie Wateler Vredesprijs. Hij trok parallellen met vroeger en waarschuwde scherp tegen elke vorm van populisme

Hieronder de integrale toespraak die Rudi Vranckx uitsprak toen hij de Carnegie Wateler Vredesprijs in ontvangst nam op 26 september 2018.

Eerst en vooral wil ik mijn team bedanken. Zonder hen zou ik dit niet kunnen.

“Oorlogscorrespondent”: het klinkt exotisch, maar in feite is het eenvoudig. Wij vertellen het verhaal van gewone mensen in ongewone omstandigheden. We geven een gezicht en een stem aan hen die er anders geen zouden hebben. In de dertig jaar dat ik dit doe, heb ik geleerd dat oorlog soms wel een onvermijdelijke natuurwet kan lijken, maar dat vrede makkelijk te bereiken is.

Vrede wordt niet geboren uit grote conferenties, en al helemaal niet uit de sociale media met hun hatelijke tweets. Nee, het wordt hier en overal tegelijk geboren, uit de vezels van de maatschappij. Onderwijzers, advocaten, dokters, mensenrechtenactivisten, de familieleden van slachtoffers… zij zijn het die uiteindelijk het verschil maken. Na al die jaren voel ik me nog steeds geprivilegieerd wanneer ik het verhaal van die mensen mag vertellen. Zij zijn de kleine helden van onze tijd.

Recentelijk heb ik ook vaak gedacht aan hen die gestorven zijn bij het uitoefenen van dit beroep – deze roeping, eigenlijk. De voorbije 25 jaar zijn zo’n tweeduizend van mijn collega’s overleden. Dit jaar gebeurde dat aan het duizelingwekkende tempo van twee gesneuvelde collega’s per week. Ze hadden hun leven ervoor over om een verhaal te vertellen. Letterlijk. We mogen dat niet vergeten. Wanneer zij sterven, sterft ook dat verhaal. De slachtoffers van oorlog en geweld sterven dan een tweede keer. In stilte.

Over stilte gesproken. Het doet me denken aan de mensen van Mosul die onder het zogenaamde kalifaat hebben moeten leven. De grootste wreedheden en geweld, religieuze onverdraagzaamheid: ze hebben het overleefd. Zes maanden na de val van Mosul moest ik me een weg banen door honderden, misschien zelfs duizenden lichamen die zomaar bijeengegooid lagen in kelders, onderaan rotsen, in rolstoelen… Sommigen waren kinderen, hun primitieve speelgoed aan hun zijde.

Vae victis! Wee zij die overwonnen zijn. Zo moet Dante zich zijn inferno voorgesteld hebben. En toch, op hetzelfde moment en te midden van die verpletterende stilte, vond ik de menselijkheid waar ik zo’n nood aan heb. Waar we allemaal nood aan hebben.

Laat me het verhaal vertellen van echte moed. Imagine. Buiten in het duister galmen enkel schoten, de ontploffingen van granaten, het geschreeuw van folteringen. Jij zit in je kelder en je neemt je gitaar of je viool, en je begint stilletjes te spelen. Je neemt het op… en je post het op Facebook, in het volle besef dat je bestraft kunt worden met de dood. Muziek is immers verboden, net als elke uitdrukking van menselijk plezier.

Gitaarsnaren worden gebruikt om je vrienden te wurgen of om boobytraps te maken. In zo’n wereld wordt het geluid van muziek een tegengif tegen intolerantie.

Toen we de vernielde muziekacademie van Mosul bezochten, hoorde ik “Imagine”. Dat wat naïeve liedje uit mijn jeugd werd te midden van al die vernieling een geluid van hoop. Daarom besloten we muziekinstrumenten naar Mosul te brengen, een hoopvol project dat we “Imagine Mosul” noemden. Duizenden Belgen reageerden, vol enthousiasme. We hadden een gevoelige zenuw in onze samenleving geraakt, een verlangen naar hoop en actie, tegen de polarisering en de haat in. Ik heb er kracht uit geput. Zelfs als journalist, te midden van de duisternis, heb je al eens een glimp hoop nodig.

Eerst en vooral moet de journalistiek accurate berichtgeving verzorgen, maar het kan ook meer zijn dan dat. De journalistiek kan ook een hulpmiddel zijn om een eerlijke en rechtvaardige maatschappij te bouwen, zonder geweld of haat, door vanuit het hart naar de geesten te reiken. We hebben allemaal wat tegengif nodig.

Het eerste slachtoffer van oorlog is de waarheid. Dat is het motto van veel journalisten, maar het is maar een deel van het verhaal. De mensenrechten – de rechten die we allemaal delen, als de mensen die we zijn – liggen vlak naast de waarheid begraven. Ja, het is gemakkelijk om verslag uit te brengen van iets waar je niet zelf rechtstreeks bij betrokken bent, wanneer de oorlog ver van huis is. Maar wat als de dreiging dichterbij sluipt? Hoe betrokkener we zijn, hoe dikker de oorlogsmist wordt. De voorbije twee decennia zijn die grenzen opgeschoven, beetje bij beetje.

Chemische wapens, de horror van IS, oorlogspropaganda in de vorm van fake news, blinde terreur op eigen bodem… De gevaren zijn gigantisch, net als de uitdagingen, en daarmee groeit ook de verleiding om de gemakkelijke weg te kiezen. Zo komen de mensenrechten onder druk te staan, net als de westerse rechtsstaat. Die weg leidt naar ontmenselijking.

De voorbije jaren zijn er te veel rapporten verschenen van Amnesty International, Human Rights Watch, Dokters Zonder Grenzen… noem ze maar op, de organisaties die overal ter wereld getuige zijn van de horror van de oorlog en van misdaden tegen de menselijkheid. De bewijzen, de zaken die zij naar boven spitten: het zijn er nu te veel geworden om nog te ontkennen. De oorlogen van de voorbije jaren hebben ons moreel kompas onder druk gezet.

Zo kom ik bij mijn eigen maatschappij uit. Om te beginnen wil ik een citaat aanhalen dat maar door mijn hoofd blijft spoken. Hij komt van Amin Maalouf, een Arabier, Libanees en Fransman, een oosterse christen die in spreidstand staat tussen het Oosten en het Westen. “We zijn zonder kompas in een nieuw tijdperk beland. Mijn zorgen zijn die van een volgeling van de Verlichting die het licht ziet flakkeren, zwakker ziet worden en in sommige landen zelfs uit ziet gaan. Het zijn de zorgen van iemand die de vrijheid koestert.” Dagelijks maak ik me dezelfde bedenkingen, tijdens mijn werk als oorlogscorrespondent in deze eeuw. En dus ben ik bezorgd.

We leven in een wereld waarin mensen langer leven, waarin de mogelijkheden groeien en waarin de mensen gelukkiger zouden kunnen zijn. Tegelijk is dit ook de wereld waarin er om de twee seconden iemand vluchteling wordt. Ze zijn met tientallen miljoenen wereldwijd, meer dan op gelijk welk moment sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. In die wereld zie ik hoe de spoken uit het verleden ons opnieuw op de hielen zitten. Het zijn die van angst en de haat jegens de andere. Het lijkt wel een wiel dat maar blijft draaien en steeds opnieuw op hetzelfde punt halt houdt.

Sommigen herinneren ons aan de jaren dertig, maar de geschiedenis herhaalt zich niet. Het mechanisme van uitsluiting en menselijk gedrag in tijden van angst blijft wel hetzelfde.

We leven in het tijdperk van de polarisatie. Wij tegen zij. De “ander” is terug en domineert elk debat en elke verkiezing. Oorlogsvluchtelingen worden gezien als profiteurs, hun lijden is ondergeschikt aan ons ongemak. Gelukzoekers, als we de minachtende tweets mogen geloven. Natuurlijk zijn sommigen van hen gelukzoekers. Ze zijn op de vlucht voor oorlog, de droogte die de klimaatverandering brengt, armoede.

Maar mogen we nog nuanceren? Mogen we nog naar een menselijke oplossing zoeken? Help je een drenkeling, dan ben je een handlanger van mensensmokkelaars. Wil je het internationaal recht respecteren, dan ben je een rechter die de voeling met de realiteit kwijt is.

Angstzaaierij tegenover de andere is hét bestsellerproduct van de 21ste-eeuwse politieke markt. Feiten en oplossingen worden geliquideerd. Ook in Europa, in onze eigen samenleving. Als historicus en oorlogscorrespondent begrijp ik maar al te goed dat er elke dag oorlog gevoerd wordt met twee wapens: haat en angst. De boodschap is simpel. We worden bedreigd, omsingeld, overweldigd. De “ander” krijgt de schuld, wordt minder mens, vervolgens onmenselijk, om uiteindelijk…

Zij die angst verspreiden en haat zaaien, leggen de fundamenten voor de oorlogsmisdaden van morgen.

“Nooit meer opnieuw”, dat was het mantra van hen die de vrede naar Europa hielpen te brengen. De strijd had hen uitgeput. Nu overstemt een nieuwe generatie, die nog geen flauw idee hebben van wat oorlog écht betekent, de rest. Maar wie de buik van het beest voedt, zal het uiteindelijk nooit meer terug in z’n kooi krijgen. Als de geschiedenis ons één ding leert, dan wel dat populisme nooit goed eindigt, of het nu links- dan wel rechtsgeoriënteerd is. Het biedt enkel simplistische oplossingen voor complexe problemen.

Heb ik het recht om daarover te spreken? Dertig jaar oorlogsverslaggeving zitten ingesleten in mijn ziel. Ik heb gezien hoe het begint, hoe het groeit en wat voor een beest het wordt. Rwanda, Congo, Somalië, Irak, Syrië… de lijst is lang. Conflict breng het beste en het slechtste in mensen naar boven.

Het is natuurlijk gemakkelijk om te oordelen over de geschiedenis met de kennis van vandaag. Maar kiezen we deze keer de juiste weg, in onze tijd? Wat is ons moreel kompas? De Franse filosoof Sartre zei: “Elk woord heeft zijn consequenties. Elke stilte ook.”

Wij staan voor de keuze. Elk van ons. En ik heb mijn keuze gemaakt. Want stilte is geen optie.

Rudi Vranckx - 26 september 2018

Rudi Vranckx