Pastoorsverslag Bierbeek

Hieronder volgt het woordelijk verslag van de parochie Bierbeek door E.H. Joannes Hendrik Jacops. Wij hebben het in de oorspronkelijke oude spelling behouden.

Bijdragen betrekkelijk de kerkelijke geschiedenis in België gedurende den grooten oorlog.

Parochie Bierbeek

De eerste oorlogsdagen

De parochie Bierbeek is de hoofdplaats van een Dekenaat, en is gelegen in het kanton Leuven, op ruim 6 kilometers afstand ten Oosten van deze stad.

Geene groote verkeerswegen lopen door de parochie. Van het middenpunt dezer, tot aan den staatspoorweg Leuven-Thienen, is er een afstand van omtrent 4 kilometers noordwaarts; en zuidwaerts, tot aan den buurtspoorweg Vossem-Hamme-Mille-Thienen, is de afstand 5 kilometers. Zo komt het dat de doortrek van troepen hier zoo druk niet geweest is als in andere plaatsen van deze streek.

Toch zag men, in het begin van Augustus 1914, hier dagelijks Belgische troepen voorbij trekken, meestal van degene die met den vervoerdienst gelast waren, en di hier niet lang stil bleven, maar meer oostwaarts optraden naar de Duitscheg rans.

Van de parochie waren 83 man onder de wapens geroepen, en allen hebben de oproep beantwoord. Vijf jongelingen zijn als vrijwilligers opgegaan, en eenigen hebben later beproefd hetzelfde te doen, maar zonder erin te gelukken, daar de grenzen reeds sterk bewaakt werden.

Daar het burgerlijk leven in de eerste dagen van den oorlog hier weinig stoornis onderging, bleef het volk in ’t algemeen, zijne kalmte behouden; slechts een tiental inwoners vonden het toen reeds geraadzaam zich verder het land in te begeven. De meesten echter toonden niet anders hun onrust dan met meer te bidden, hetzij in de kerk, waar dagelijks eene bijzondere godvruchtige oefening verricht werd, hetzij afzonderlijk of in groepjes op de gehuchten waar zij woonden. Ook hadden velen reeds verborgen wat zij het kostelijkste bezaten.

Doch wanneer de forten van Luik gevallen en de vijanden tot nabij Thienen doorgedrongen waren, en vooral wanneer op den 16 Augustus de postdienst was afgebroken, en de treinen van den spoorweg niet verder meer dan tot Leuven kwamen, werd het volk koortsachtig, in de afwachting van hetgeen zou gebeuren. Dat durrde drij dagen; en als in den nacht van den 19 Augustus het Belgisch leger, na eene korte poging van wederstand te bieden, door de overmacht der vijanden verstrooid was, en achteruit trok, gevolgd door duizenden vluchtelingen van de streek tusschen Leuven en Thienen, nam het grootste deel der bevolking van Bierbeek insgelijks de vlucht.

Wat er bij den inval der vijanden op den 19 Augustus en de volgende dagen hier merkweerdigs gebeurde, hebben wij gezegd in ons verslag daarover opgemaakt en naar het Vicariaat van het Aartsbisdom gezonden in 1915. Er werd insgelijks verslag gegeven over de pogingen door de bezettende macht gedaan, om het aflezen van den Herderlijken brief te verhinderen, dien Zijne Eminentie de Kardinaal Aartsbisschop voor het Kerstfeest van 1914 had uitgegeven.

Over de processiën

In 1915, eerste jaar der Duitsche bezetting, zijn de processiën van Sint Marcus, van de Kruisdagen en van de plechtigheid van ’t hoogweerdig Sakrament volgens gewoonte uitgegaan; alleenlijk werd deze laatste met minder praal gedaan.

Een verordening van de commandantur in dien tijd verschenen, zegde dat de parochiale processiën toegelaten werden, op voorwaarde dat er niets in geschiedde hetwelk aan eene nationale betooging zou gelijken. Kort daarna kwam er nog een verordening, betreffende de bedevaarten (Wahlfarten). Opdat deze zouden toegelaten zijn, wierden vooreerst voorgeschreven dezelfde voorwaarden als voor de processiën, en er wierd daarbij nog vereischt dat men acht dagen te voren aan de Duitsche Overheid eene beschrijving zou geven van den af te leggen weg, met aanduiding van dag en uur des vertreks en der terugkomst.

Welnu, het schijnt dat dit alles zeer willekeurig werd toegepast door de soldaten die de politiedienst waarnamen.

In een naburig dorp (Corbeek-Loo) mocht de pastoor zijne parochiale processie niet doen, indien hij niet eerst dag en uren en af te leggen weg opgaf, juist gelijk het voor de bedevaarten voorgeschreven was.

In een andere parochie der dekenij (Opvelp) had de pastoor, om met eenige parochianen eene bedevaart te kunnen doen, de vereischte beschrijving ingezonden; maar hij kreeg moeilijkheden met de Duitsche politie, omdat deze beweerde dat hij schriftelijke toelating noodig had.

Te Bierbeek had de pastoor deken in 1916 acht dagen te voren op den preekstoel aangekondigd, dat de processie van ’t Hoogweerdig Sakarament zou uitgaan gelijk het vorige jaar – zonder muziek, vlaggen, enz. Doch ziet de Duitsche soldaat, die de politie in het dorp hield, het door tusschenkomst der gemeenteoverheid aan den pastoor weten, dat alle processiën buiten de kerk verboden waren. Van dan af hebben wij, om alle moeilijkheden te voorkomen, ons tevrede gehouden met processie te doen binnen de kerk, gelijkvormig den brief van Zijne Eminentie den Kardinaal Aartsbisschop van den 25 Meert 1915.

Gijzelaars

Bij den inval der vijandelijke legers werden de pastoor deken en de burgemeester te Bierbeek als gijzelaars gevat, eerst tusschen soldaten rondgeleid om stallen voor de peerden aan te wijzen, en daarna opgehouden in de wachtzaal tusschen de soldaten; de eerste gedurende éénen nacht, want ’s anderendaags had hij den generalen staf te logeeren en had circa 40 officieren en soldaten te voorzien van voedsel en nachtverblijf; de tweede werd drij nachten achtereen in de wachtzaal gehouden, want bij hem waren geen soldaten gelogeerd.

Later, toen een bom op den spoorweg van Leuven -Thienen ontplofd was, werden de mannelijke inwoners van Brempt-Heide, gehuchten van Bierbeek niet verre van den ijzeren weg gelegen, gedwongen om beurtelings, dag en nacht, den spoorweg te bewaken.

Toen ook werd de pastoor deken gedwongen een aantal plakkaten, hem door soldaten tegen ontvangstbewijs besteld, aan te plakken op de kerkdeur en op een zichtbare plaats in elk der bijzonderste wijken van het dorp, waarin de strengste straffen werden toegezegd aan degenen die den spoorweg zouden beschadigen, en waarin tevens de geestelijke en wereldlijke overheden verantwoordelijk verklaard werden, in geval de daders niet zouden gevonden worden.

Opeischingen

Peerden en vervoertuigen, haver, hooi en strooi werden in de eerste dagen van den inval veel opgeëischt. De opeisching van peerden werd later van maand tot maand in kleinere hoeveelheden voortgezet; en toen de wapenstilstand geteekend werd, bleven er maar weinigen meer over, en het waren nog dieren van mindere weerde.

Kopere voorwerpen van allen aard (behalve kunststukken en voorwerpen dienende tot uitoefening van den godsdienst) moesten op bevel van de commandantur ingeleverd worden, en in geval men dit bevel niet nakwam, zou de militaire macht ze nemen zonder schadevergoeding. De meeste inwoners gaven niet aanstonds gehoor aan dit bevel, en een troepje soldaten kwam en ging van huis tot huis het koper opteekenen dat iedereen op een gestelden dag moest inbrengen.

In de pastorij werden de klinken der deuren en de kippen der vensterramen geëischt en, op aanraden van den voorzitter des kerkfabrieks en van de gemeenteoverheid gedeeltelijk ingeleverd.

In vele huizen, omdat de inlevering niet voldoende gevonden werd, is men tot tweemaal komen opzoekingen doen.

Wolle matrassen ondergingen hetzelfde lot als het koper. Er kwam eerst bevel van het getal ervan op te geven, en daarna van ze in te leveren. Bijna iedere inwoner heeft wat afgegeven en het overige verborgen gehouden.

Boomen tot een zekere dikte gekomen werden eerst gedeeltelijk volgens de soorten aangeslagen, en daarna alle en in massa.

In den hof der pastorij zijn twee schoone notenboomen uitgekapt en weggevoerd geworden. Op twelf populiers werd beslag gelegd, maar zij zijn blijven staan, waarschijnlijk omdat het geene schoone stammen waren.

Drij volwassen bukenboomen, verkocht om tot brandhout te dienen, omdat er een algemeen gebrek aan sttenkolen was, lagen uitgekapt en gingen door de koopers weggehaald worden, toen de Duitsche soldaat, met het toezicht over de boomen gelast, er de hand oplegde en het weghalen verbood. Daar men heeft kunnen bewijzen dat de verkoop had plaats gehad vooraleer die soort bomen werd opgeëischt, heeft men eindelijk, na verschillige weken wachten, de toelating bekomen om die bomen weg te voeren.

Vee tot slachting bestemd werd in beslag genomen en opgeëischt volgens goedvinden van de militaire macht.

Boeten en andere straffen

Enkele keeren werden kleine boeten geslagen voor ontijdig uitvliegen der duiven. Andere keeren was het voor het verkoopen of vervoeren, zonder toelating, van slachtvee, fruit, enz, en deze boeten waren zwaarder

Zeer menigvuldig zijn de boeten geweest die opgelegd werden voor onvoldoende levering van graan, aardappels, boter, enz. Sommige van die boeten beliepen tot verscheidene duizenden marken.

In de maand December van het jaar 1917 werd er beslag gelegd op al het graan dat nog in de schuren voor handen was, zoowel van degenen die reed alles geleverd hadden wat zij moesten, als van degenen die met leveren nog achteruit waren. De Duitschers deden het graan dat nog niet uitgedorscht was, naar de dorpsplaats voeren, en deden het daar, onder open lucht, bij middel van een dorschmachine uitdorschen, en in zakken steken, dewelke dan onmiddellijk naar Leuven gevoerd werden. Wanneer zij alzoo de hoeveelheid graan bekomen hadden voor dewelke de gemeente Bierbeek getaxeerd was, werd het dorschen gestaakt, en ieder mocht zijn strooi in zijn hof terug halen, indien hij het vinden kon.

Veroordelingen tot gevang zijn nogal eenige keeren voorgekomen

Een pachter heeft verscheidene weken vastgezeten, omdat hij, naar Leuven rijdende, onderwege door eenen brakenier eenen zak met wild op zijne kar had laten leggen, en, aangehouden zijnde, den naam van den wildstrooper niet kunnen of niet willen zeggen had. Voor wildstroperij zijn nog vier mannen veroordeeld geweest tot gevangzitting gaande van zes maanden tot één jaar: een die op heeter daad betrapt was geweest, en drij bij dewelke men huiszoeking gedaan en bewijzen van plichtigheid gevonden had. Een pachter heeft eene maand gevang gedaan, omdat hij betrapt werd in graan te verbergen, en een andere ook een maand, om eetwaren te vervoeren zonder toelating: maar het schijnt dat er in beide gevallen tegenstand geweest was.

Een jongeling uit eene der voornaamste familiën der parochie, werd aangehouden en gedurende meer dan eene maand opgesloten, eerst te Brussel en daarna te Antwerpen, omdat hij verdacht was van te willen de grens over te steken en het Belgisch leger te vervoegen.

Nog twee voorname mannen, van de bijzonderste familiën van Bierbeek, zijn tot gevang veroordeeld geweest; wij zullen in het volgende hoofdstuk ervan spreken.

Inkwartiering van een schadron kurassiers

In 1917, vanaf 18 Februari tot 1 Mei, hebben vele inwoners van Bierbeek groote moeilijkheden doorstaan vanwege de Duitsche bezetting. Een schadron kurassiers van circa 150 à 200 man en 160 paarden werd in het centrum der parochie geinkwartiereerd. Ieder huis had zooveel soldaten te loggern als er maar konden gelegd worden, en moest hun huisraad en bedden leveren. De inwoners deden wat zij konden, maar in de scholen en in eenige onbewoonde gebouwen moesten ook soldaten logeeren, en voor dezen moesten de burgers dan nog afstaan het weinige dat zij tot hun eigen gebruik hadden gehouden.

Alzoo, b.v. in de pastorij moesten vier man gelogeerd, en aan deze vier man werden gegeven: eene geschikte plaats om te koken, eene slaapkamer met de noodige bedden en met alles wat ertoe behoort. Doch de luitenant van Bülom eischte nog, of liever, nam met geweld de twee bedden van pastoor en onderpastoor met matras, ressort, bedgestel, sargiën en lakens: alles werd op zijn bevel door vier soldaten weggedragen; de bedgestellen bleven nochtans ongebruikt, en sommige soldaten konden twee of drij matrassen op elkaar leggen tot hun gebruik, terwijl de bewoners der pastorij gedurende bijna drij maanden mochten op stro slapen en zich dekken met oude kleren.

De heer Taymans van Bierbeek, die met zekere heftigheid het bed zijner twee jonge kinderen verdedigd en tegen de luitenant eene klacht bij de commandantuur van Leuven ingediend had, werd deswege tot drij maanden gevang veroordeeld.

De heer Denonville, schepene der gemeente, omdat hij meende zijne slaapkamer te mogen gesloten houden ten einde het bed zijner vrouw te bewaren, werd zes weken gevangen gehouden voor weerstand aan de militaire overheid.

De burgemeester van Bierbeek werd door denzelfden luitenant in het aangezicht geslagen, omdat hij niet spoedig genoeg op diens vragen antwoordde.

Vele andere plagerijen had het dorp van wege den luitenant te verduren. In de pastorij nam hij de laatste kamer die nog beschikbaar was, in beslag, en deed ze inrichten om er zijne soldaten te oefenen in het afweren van stikgazen. In den hof der pastorij deed hij lange loopgrachten delven, en de soldaten kwamen er zich oefenen in den strijd met handgranaten.

Eens kwam hij met vier soldaten de pastorij binnen en deed al de steenkolen die er nog voor handen waren, wegdragen.

Daar hij de dorpsplaats, waar de kerk staat, tot oefenplein zijner soldaten genomen had, deed hij, iederen keer dat de oefening geschiedde, de plaats afsluiten en de toegangen ervan door de burgers bewaken. Zoo gebeurde het nogal eens dat het bijwonen der goddelijke diensten bemoeilijkt wierd, en wij zagen ons verplicht de Catechismuslessen der kinderen in de kerk voor eenen tijd op te schorsen. Dit jaar hebben wij de plechtige Communie der kinderen verschoven tot op Palmenzondag, om de voorbereiding te kunnen voltrekken. De kerk is ook tweemaal, zonder voorafgaande verwittiging en buiten de weet van den pastoor, gebruikt geweest dor den protestantschen dominé, die er eene preek hield met zang door de soldaten. Eene derde maal waren zij gekomen met hetzelfde inzicht; maar toen was de kerk vol volk dat eene lijkdienst bijwoonde, en de dominé met de soldaten onverrichterzake terug getrokken. Buiten dit hebben wij altijd alle de goddelijke diensten kunnen verrichten, behalve dat wij, in de eerste dagen van den inval, drij dagen achtereen in de week de H. Mis hebben gedaan zonder voorafgaande gelui, omdat wij gehoord hadden dat op sommige plaatsen het gelui der klokken was verboden geweest. Wij hadden echter ’s zondags te voren de parochianen van de zaak verwittigd, en gzegd dat in alle geval de H. Mis zou gecelebreerd worden op de gewone uur.

De scholen

Het onderwijs der kinderen is nogal dikwijls onderbroken geweest door tijdelijke sluiting der scholen.

De eerste maanden van den oorlog waren de schoollokalen bijna aanhoudend belemmerd door doortrekkende troepen.

De opeischingen en verordenningen der bezettende macht vergden vanwege het gemeentebestuur veel schrijfwerk, en dikwijls waren het de onderwijzers die voor dit werk moesten aangesteld worden.

Gedurende de inkwartiering van de kurassiers in Februari, Meet en April 1917, waren de schoollokalen der jongens in beslag genomen, en in 1918, toen hier bijna dagelijks weggevoerde jonge mannen voorbij trokken, werden deze meest in de klaslokalen gelogeerd, zoodat de klassen weer moesten opgeschorst worden.

Het programma van het onderwijs werd hier ook, gelijk overal, uit dwang gewijzigd volgens de voorschriften van den zogezegden raad van Vlaanderen. Het schoolopzicht werd door de gewone inspecteurs gedaan, slechts eenmaal is een Duitscher in de scholen gekomen en heeft er een sloort van inspectie gedaan, die niets beteekende.

Nopens de patronagen werd aan het gemeentebestuur gevraagd, of er zulke inrichting voor jongelingen bestond, welke het getal leden was, en welke de bestuurders ervan waren. Doch vermits hetgeen te Bierbeek in dien zin bestond voor jongelingen veeleer eene zondagschool voor volwassenen was, en dat ten andere het lokaal aan het hulp- en voedingskomiteit was afgestaan, heeft men geantwoord dat er geen patronage voor jongelingen bestond.

Werken van liefdadigheid

Zoodra de oorlog begon, werd, volgens de voorschriften van Z. Em. Den Kardinaal Aartsbisschop, een parochiaal komiteit gesticht tot onderstand der vrouwen en kinderen der soldaten. De beginnende werking van het komiteit werd onderbroken door den inval der vijandelijke legers en door de verwarring die hierop volgde; dan nog, eer de orde weer hersteld was, werd de onderstand der soldatenvrouwen officieel opgedragen aan het gemeentebestuur, en later heeft het nationaal steun- en voedingskomiteit zich ermede gelast.

Het getal ondersteunde werkeloozen der parochie is niet groot geweest; doorgaans bleef het tusschen tien en twintig.

Arme huisgezinnen die van het voedingskomiteit onderstand ontvingen, gingen doorgaans in getal op of af tusschen vijftien en vijf-en-dertig.

Gesneuvelden en andere slachtoffers van den oorlog

Van de 83 militairen der parochie zijn er vijf op het slagveld gevallen; te weten:

Julius Struyf

Guilielmus Dupont

Petrus Janssens

Henricus De Neys,

en Camiilus Ceuterick.

Deze laatste woonde voor den oorlog te Blauwput; maar zijne vrouw, toen haar man vertrok naar het leger is met hare kinderen zich voor goed te Bierbeek komen vestigen, waar zij geboren was en waar hare moeder woonde.

Twee der militairen zijn in het hospitaal gestorven, in Frankrijk, te weten:

Theophiel Schepers,

en Theophiel Verzwijmelen

De vijf vrijwilligers der parochie zijn allen zonder erge letsels teruggekomen.

Nog twee militairen werden nogal erg verminckt, te weten:

Emiel Huybrechts,

En Julius De Bruyn, die hier koster-orgelist geweest is, maar na den oorlog verhuisd is.

Hooger spraken wij van twee burgers, te Bierbeek door de Duitschen doodgeschoten; hunne namen zijn:

Marcus Vaes,

en Paulus Verreidt.

Na den wapenstilstand

Na den 11 November, en gedurende 14 dagen, passeerden hier bijna dagelijks Duitsche troepen, die naar hun land terugtrokken. Nogal dikwijls bleven zij voor eenen nacht in de huizen logeeren.

Daar zij niet zelden honderden koppen rundvee mede stuwden, en dat deze dieren moesten gevoederd worden, verloor menige boer hierbij het veevoeder dat hij thuis of op het veld nog staan had.

Peerden en wagens werden ook nog opgeëischt om het materiaal der Duitsche troepen verder te voeren.

Op drij plaatsen der parochie lieten de Duitschen hoopen bommen en granaten achter, die daarna door de zorgen der gemeente overheid werden ingedolven, en later door soldaten zijn weggehaald geworden.

Wanneer de laatste Duitschen weg waren, werd de Belgische vlag op den kerktoren geheschen, en aan de huizen uitgestoken, en als de eerste Fransche troepen hier binnen kwamen werden zij door het gelui der groote klok verwelkomd.

Op de dagen door de kerkelijke Overheid voorgeschreven, werd plechtiglijk de “Te Deum” tot dankzegging gehouden, en een plechtige lijkdienst voor al de gesneuvelde soldaten gecelebreerd. Met dezelfde gevoelens van dankbaarheid jegens God en jegens onze bevrijders, werd de maand Meert en vooral de feestdag van den H. Joseph gevierd, en den eersten vrijdag van April begonnen de godvruchtige parochianen de generale Communiën der negen laatste maanden van het jaar1919.

Godsdienstige beweging

In het begin van den oorlog, en in het bijzonder wanneer een groot getal vluchtelingen uit Leuven en andere geteisterde streken nog in de parochie verbleven, was het bijwonen der zondagmissen op zichtbare wijze geklommen, en het getal communiën was buitengewoon groot. Doch als de eerste schrik voorbij was, als de vreemdelingen het dorp verlaten hadden, en als nieuwe zorgen en bekommernissen van wege de bezetting het volk bezig hielden, kwam alles weer omtrent op het gewone peil; en hier ook, gelijk elders, hoorde men sommige verdwaalden die de Voorzienigheid dorsten aanvallen. Toch hebben wij geene afvallen te betreuren gehad, en de godsdienstoefeningen die de bevrijding van ons Vaderland voor doel hadden, alsook de missen en diensten voor de gesneuvelde soldaten, zijn altijd zeer goed bijgewoond geweest.

Vergelijkende tafel der plechtige Communiën der kinderen

Jaar 1913 – 62 kinderen

Jaar 1914 – 51 kinderen

Jaar 1915 – 61 kinderen

Jaar 1916 – 62 kinderen

Jaar 1917 – 45 kinderen

Jaar 1918 – 55 kinderen

Vergelijkende tafel der geboorten en overlijdens

Jaar 1913 – 63 geboorten – 40 overlijdens

Jaar 1914 – 62 geboorten – 43 overlijdens

Jaar 1915 – 52 geboorten – 26 overlijdens

Jaar 1916 – 51 geboorten – 27 overlijdens

Jaar 1917 – 36 geboorten – 22 overlijdens

Jaar 1918 - 39 geboorten – 84 overlijdens

Van de 84 personen die in het jaar 1918 overleden zijn, stierven er 41, in de maanden October en November, ten gevolge van de Spaansche grip.

(ondertekend) Fr. Nackaerts J. Jacops

Voorzitter van het kerkfabriek past. Deken

Bijvoegsel aan het Verslag over den toestand der parochie gedurende den grooten oorlog

Aantal communiën gedurende het jaar 1913 en volgende jaren.

1913 – 16390

1914 – 22200

1915 – 25050

1916 – 22700

1917 – 20995

1918 – 18800

Bierbeek, den 19 April 1919

(ondertekend) J. Jacops

past. Deken

Meer lezen

Pastoorsverslag Bierbeek ligt in de Aartsbisschoppelijke Archieven in Mechelen.