Pastoorsverslag Lovenjoel

Hieronder het letterlijke verslag van de pastoor van Lovenjoel, Edmond De Groot. Hij werd pas aangesteld in januari 1915, nadat pastoor Jan Noeninckx wegens ziekte ontlast werd en vervangende priester, pater Alexis Nackom, opnieuw naar Leuven verhuisde (zie zijn dagboekverslag). Een aantal aantekeningen over de inval heeft pastoor De Groote dus 'van horen zeggen'. Het verslag bevat in bijlage ook nog een dagboek van pater Renerius Snel, een Nederlandse minderbroeder.

Parochie van den H. Lambertus Lovenjoul

Antwoorden op den vragenlijst

1. Provincie Brabant, Arrondissement Leuven Tweede Kanton Leuven; Gemeente en Parochie Lovenjoul – Dekenij Bierbeek.

Lovenjoul heeft eene halte op de ijzerbaan Leuven - Thienen, en ligt bij den staatssteenweg Leuven – Thienen.

Van 19 Aug. 1914 tot 3 Sept. 1914 zijn onophoudelijk Duitsche troepen in de richting naar Leuven over den steenweg doorgetrokken. Talrijker nochtans was de terugtocht naar Thienen van 13 Nov. 1918 tot 19 November.

2. Belgische troepen zijn van begin Augustus 1914 tot 18den Augustus in de parochie gelegerd geweest. Op dien dag had de aftocht van het vaderlandsch leger plaats. Een groot getal familiën is mede achteruit geweken, de meesten in de richting van Bierbeek en Haesrode. Veel kwamen reeds denzelfden avond of s’anderendaags terug. Drij of vier familiën zijn voor goed weg gebleven en vertoefden in Frankrijk of in Engeland.

Gedurende hun verblijf in de parochie hebben de duitsche troepen het kasteel bewoond door Mr Callemien, leeggeplunderd en vele meubelen stukgeslagen. De schade eraan toegebracht wordt beraamd op rond de zeventig duizend franken. In eenen brief later gevonden werden twee burgers van het gebeurde beschuldigd.

3.De houding der Belgische krijgsoverheid was bezonder moedig en eerlijk. Op voornoemd kasteel verbleven er rond de twee honderd, zij genoten er vanwege Mr Callemien een gulhartig onthaal.

De binnengeroepen soldaten der parochie zijn meest allen moedig en opgeruimd vertrokken – van vrijwillige dienstneming is er geen spraak geweest; dit komt hierbij dat het overgroot deel der bevolking uit boeren bestaat die hunne zonen moeilijk konden en wild en missen.

4. De burgerlijke bevolking is lang onder den indruk van den schrik gebleven. In afwezigheid van den E.H. Pastoor Noeninckx werd de Kerkelijke Dienst gedaan door eenen E. Pater Minderbroeder van Leuven. Van 19 Augustus tot 23 Augustus is men zonder mis geweest, de meeste parochianen gingen den zondag ter mis naar Brempt een gehucht onder Bierbeek.

Van 29 Aug. af zijn de Kerkelijke Diensten regelmatig geschied en werden de sacramenten zooals voorheen ontvangen.

De vijand is in Lovenjoul gekomen op 19 Augustus 1914. Onmiddelijk begon de opeisching bij de boeren van hooi, strooi en haver. In bijna al de woningen gelegen naast den Steenweg stool men de kiekens, zelfs hier en daar een zwijn of kalf.

Bij Emmanuel Wouters aan de statie sliepen 300 soldaten, de boer werd met zijne familie in eene kamer gesloten. Burgemeester Pijpen en de E Pater minderbroeder werden als gijzelaars in de pastorij opgesloten – de welvoorziene winkel van Felix Peeters werd leeggeplunderd en daarna afgebrand.

Op 22 Augustus nam men het paard van Burgemeester Pypen en hij ontving een krenpel (nota van de transcribant: ik kan er niks anders van maken) in de plaats.

Vanaf 24 Augustus rijden de duitsche treinen en voert men al het gestolene van hier en elders naar Duitschland. De kasteelen van Corbeek-Loo en Pellenberg – de woning van Dokter Honnorez te Lovenjoul worden ledig gestolen en daarna ten gronde afgebrand. Op 25 Augustus was het de beurt aan de pastorij van Lovenjoul, men hield er leelijk huis: Kruisbeelden en OL. Vrouwbeelden werden stuk geslagen; priestergewaden en kerkgerief in ’t slijk vertrapt, men ging zoo ver dat men met priestergewaad omhuld te paard door het dorp reed. Op 30ste Augustus werd eene mis gelezen te 6.30 ure, waarin veel vluchtelingen van de stad Leuven tegenwoordig waren.

Zondag 6 Sept. Te 6.30 ure gelezene mis bijgewoond door 38 duitsche soldaten.

Woensdag 9 Sept. Na de mis wil de EH. Pater de H. Communie naar eenen zieken dragen doch durft niet voorbij de statie en keert terug – ’s namiddags geschiedt zulks zonder dat er iets wordt opgemerkt.

Donderdag 10 Sept: Slag van Pellenberg. De kogels vliegen tot in Bruulbosch. Het huis van de Wwe Cockx gestaan op de grooten steenweg wordt in brand geschoten, de huizen van de Wwe P. Lenaerts Wwe Mart Oversteyns – Louis van den Hoeck beschadigd door de schrapnels – Bij laatstgenoemden werd zelfs eene koe in den stal gedood. Twee aan den Steenweg gedoode duitschers werden ter plaatse begraven en later naar het kerkhof van Corbeek Loo overgebracht, een gekwetste Pruis werd met eenen kruiwagen naar de statie gevoerd.

Dinsdag 29 Sept: Ontploffing eenen bom neergelegd op den ijzerenweg door Belgische soldaten.

Woensdag 30 Sept: Een officier komt met revolver in de vuist den Burgemeester halen. Men zegt aan de menschen dat het dorp gaat in brand gestoken worden, zij jagen hunne beesten uit de stallen, en werpen hunne meubels in de hoven. Er wordt inderdaad vuur gestoken aan de huizen van Francis Cauberghs – Wwe K Seldeslachts – Ang. Struyf – P. Van Goidsenhoven P. Van Den Broeck – Fr. Hermans – Guill. Overstyns – Kinderen Seldeslachts – Marie Gilbert– Leo Roeckaerts – Felix Gerssens - Gemeentehuis en woning der zusters – de jongensschool, onderwijzerwoning en Pastorij. Werden als gijzelaars genomen De E. Pater – de gemeentesecretaris en twee burgers die op den steenweg vertoefden.

Donderdag 1 Oct: De burgers worden verplicht het hout op de kanten van den ijzerenweg af te kappen.

Zaterdag 10 Oct: Drij gijzelaars A. Van Den Broeck J. B. Seldeslachts en Em. Van Goidsenhoven werden naar Leuven in het Klooster der E Pat. Dominikanen overgebracht.

Zondag 11 Oct: In afwezigheid van Pat Alexis was een andere Pater gekomen om de Kerkelijke Diensten te doen. Om 1 uur werd de Pater door twee soldaten bij den Kommandant geleid en moest er bewijzen geven wie hij was, en wat hij kwam doen.

Maandag 19 Oct: De E. Zusters herbeginnen de school.

Donderdag 17 Dec: De bevolking wordt beschuldigd op eenen soldaat die de wacht hield aan den ijzerenweg geschoten te hebben.

De waarheid is deze: Het was pikdonker dien nacht – de soldaat was dronken had zich in de bramen verward, was gevallen, door den val was zijn geweer afgegaan en het schot kwetste hem in ’t been. De gemeente werd met duizend mark boet bestraft, er werden opnieuw gijzelaars geeischt die gedwongen waren samen met de duitsche soldaten de ijzerbaan te bewaken.

Maandag 18 Jan 1915. De duitschen zijn gekomen om de notenboomen die door hen aangeslagen waren te kappen.

Donderdag 21 Jan. Aanstelling van den nieuwbenoemden pastoor EH. De Groote

Bij die gelegenheid mochten de klokken voor de eerste maal luiden.

Zondag 28 Feb: Men is den EH. Pastoor komen vragen de kerk te mogen gebruiken om den protestantschen dienst te verrichten. Op dezes weigering hebben ze daarvoor de groote zaal eener herberg gebruikt; deze heeft er drijmaal voor gediend.

Woensdag 19 April. Mr A. Van Ben Broeck wordt voor het duitsch gerecht geroepen om geweigerd te hebben een feldwebel te ontvangen en gezegd te hebben dat men voor de duitschen niet mag werken. Hij werd bestraft met 75 mark. Later werd Frans De Vroey voor twee maanden gevangzitting gestraft om eenen brief mede gegeven te hebben aan drij jongeren die over de grens trokken en bij hem vernacht hadden – Steph. Morren kreeg drij maanden gevang als gevolg eener beschuldiging zijner geburen zich aan wildstrooperij plichtig gemaakt te hebben. Verders werden nog eenige boeren met een aantal marken gestraft om te kort gebleven te zijn aan leveringen voor het nationaal komiteit.

Gewoonlijk verbleven in de parochie een dertigtal soldaten die den ijzerenweg bewaakten – zij bewoonden gedeeltelijk het gebouw der statie, het huis van den barreelwachter en het ledigstaande groot kasteel waar de overste verbleef. Laatstgenoemd kasteel werd door hem ontruimd einde Juli 1915 nadat ze er veel schade hadden aan toegebracht en het voor de anderen onbewoonbaar geworden is, zoodat het ledig is gebleven tot 1 Jan 1918. Op dien datum zijn de E Zusters van Liefde uit Kortrijk gekomen om het bewonen, nadat zij het in orde hadden doen brengen. Buiten de dertig gewone soldaten waarvan hooger spraak zijn er in Februari 1917 150 soldaten toegekomen uit Roemenie zij namen hunnen intrek bij de bevolking en verbleven er tot in het begin der maand Mei. De school werd te dier gelegenheid gedurende eene maand opgeschorst.

De pastorij van Lovenjoul werd door de duitschen ten gronde afgebrand, aan de kerk werd geene schade toegebracht.

De kruisweg geenszins met de gothieke kerk overeenstemmende werd in 1916 door eenen nieuwen vervangen. Elke statie kostte 175 franken werd vervaardigd door Mr Van Uytvanck, beeldhouwer te Leuven en plechtig gewijd door eenen Pater Minderbroeder van Leuven op 29 October 1916 Feest van St Ermelindis geboorteheilige van Lovenjoul.

Gedurende den oorlog namelijk 2 Januari 1918 kwamen op het groot kasteel, vroeger toehoorende aan de graven de Spoelbergh, thans eigendom der Hoogeschool van Leuven, eenige zusters van Liefde uit Kortrijk. Half Februari werd er na de noodige toelating bekomen te hebben eene huiskapel ingericht. Het Allerheiligste Sakrament wordt er bewaard en alle veertien dagen wordt er mis gelezen door eenen Priester van Leuven.

Hetzelfde jaar, in de maand april, kwamen in een ander gebouw staande in ’t park van voornoemd kasteel, dichter bij de parochiekerk, elf zusters van de zelfde orde met een zestigtal zieke of oude vrouwen. In 1916 December waren zij door de duitschen genoodzaakt hun gesticht te Brugge te verlaten en vertrokken toen naar de Kolonie van Merxplas. Het leven was er hun zeer onaangenaam en kostelijk, aldus kwamen ze naar Lovenjoul vanwaar zij rond Paschen hopen te vertrekken naar hun vorig gesticht te Brugge. Ook die zusters bekwamen de toelating om eene huiskapel in te richten – alle veertien dagen wordt er ‘t H. Misoffer opgedragen.

9-b. Zie hooger

9-c Nooit is de vrijheid van den eredienst binnen de kerk belemmerd of gestoord geweest. De bisschoppelijke brieven zijn er allen geleezen geweest – uitgenomen het 2de deel van den Brief – Jan 1915 Vaderlandsliefde en standvastige lijdzaamheid” deze brief werd gedrukt en in alle huizen uitgedeeld. Ook de sermonen zijn nooit onderbroken geweest – zijn altijd regelmatig geschied.

In ’t jaar 1915 deed de processie ter gelegenheid van H. Sakramentsdag haren gewonen omgang deels slechts met maagdekens in ’t wit en lichtdragers, bijna al de voorwerpen zijn verbrand geweest of moedwillig vernield. Nadien is er geene H. Sakramentsprocessie meer uitgegaan – De openbare berechting der zielen en de Kruisprocessie zijn altijd geschied, zonder dat er kennis van gegeven werd of toelating gevraagd aan de duitschen – en zijn ook altijd gebeurd zonder stoornis of andere gevolgen.

Het bijwonen der goddelijke diensten heeft sedert Januari 1915 niets te wenschen gelaten, heeft integendeel bijgewonnen. De Communiën zijn grootelijks vermeerderd zoals hierna kan bestatigd worden – dank aan de inrichting van eenen Bond van J.H. Hert voor mannen die thans 95 leden telt en wier leden iedere maand te communie gedaan ten minste met 80. – dank aan de herinrichting der Congregatie van OLVr. die van 22 tot 75 leden geklommen is en die ook maandelijks gezamenlijk te communie gaan – dank aan het beter vieren van den 1sten vrijdag der maand waarop het getal communiën gestegen is van 40 tot 150.

Aan de plechtige Communie der kinderen zijn geene uitzonderingen geweest – dit komt hierbij dat er geene schamele armen zijn en dat de armsten eenigszins door toedoen van den EH Pastoor ondersteund geweest dank aan de vrijgevigheid van eenige parochianen.

Plechtige Communie

1913 1914 1915 1916 1917 1918

Jongens 17 8 13 18 10 12

Meisjes 16 12 10 11 15 8

---- ---- ---- ---- ---- ----

Totaal 33 20 23 24 25 20

Als buitengewone diensten mogen aangezien worden: De Triduum ter eere van t H Hert van Jesus voorgeschreven door de Geestelijke Overheid – gepredikt door de E Pat. De Smet Redemptorist – die waarlijk als eene zending mag aanzien worden voor het bijwonen der sermonen en het naderen tot de HH Sakramenten. Er waren bij het sluiten van den Triduum geen vijftig personen die niet te communie zijn geweest.

De openbare zedelijkheid is in ’t algemeen goed geweest, er zijn nochtans twee vrouwen van soldaten geweest die tot ergernis der parochianen gediend hebben, buiten hen nog twee meisjes van de lichste soort maar zij werden algemeen met de vingeren gewezen.

Tot in Juli 1918 was er te Lovenjoul geene kermis geweest, maar dan is zij door de gemeenteoverheid toegestaan.

De begoede en brave bevolking heeft deze handelwijze afgekeurd en de EH Pastoor heeft zulks ook van op den preekstoel ten zeerste betreurd, hij vond daarin de goedkeuring van alle weldenkende parochianen. Het hoeft niet gezegd dat zulke kermis aanleiding gegeven heeft tot veel ontstichting en veel gemeen volk uit de omliggende dorpen naar Lovenjoul heeft doen komen. Later als het kalf verdronken was, heeft de gemeenteoverheid hare onbezonnen daad beklaagd.

e. De beide scholen van Lovenjoul zijn gemeentescholen.

f. Er bestaat in Lovenjoul geen patronaat noch voor jongens noch voor meisjes.
Er bestaat enkel: Een Boerengilde met 58 leden – eene Boerinnengilde met 70 leden – eene Pensioenkas met 70 leden. In den Boerenbond bestaat ook eene spaar en leenkas.

g. Er werden geene werklieden naar Duitschland ontvoerd.

h. Ondersteuningswerken werden allen verricht door het Plaatselijk Komiteit.

i. zie hooger

10. Michiels augustus

Taverniers Frans

Oversteyns Edward gesneuveld

Bavin Jules

Bavin Emile

Alberts Louis

Van Emelen Engelbert – gekwetst aan de hand

Execelmans Norbert

Seldeslachts Justin

Furman Theophiel vermist – waarschijnlijk gesneuveld

Vignero Frans gekwetst aan den voet

Demia Pet.

Lacroix Kamiel

Mertens Desiré

Delronge Emmanuel

Taverniers Jaak

Bottu Frans

Rummens Frans

Bottu Emiel

Beuckelaers Jules

Rummens Armand

Van Billoen Jules

Van Veeckhoven Jan

De Winter André

Rummens Gustaaf

Bruelmans Pet Gevangen in Duitsland

Hybels Pet Gevangen in Duitsland

Kempeneers Desiré Gevangen in Duitsland

Nys Alfons Gevangen in Duitsland

Stroobants Frans Gevangen in Duitsland

Van Den Broeck Pascal Gevangen in Duitsland

Stuckens Alfons Gevangen in Holland

Van Den Broeck Maurice Gevangen in Holland

Persoons Jan Gevangen in Holland

De Vroey Ant. Gevangen in Holland

11. In de parochiekerk is nooit een duitscher geweest om opzoekingen te doen. Men is alleen bij den EH. Pastoor geweest om inlichtingen te nemen aangaande de klokken. Deze heeft hem gezegd dat hij de sleutels der kerk niet bezat, dat die bij den koster waren maat dat deze tot afwezig was tot laat in den avond. Daarop zijn zij heengegaan zonder nog weer te keeren.

Geboortecijfer

1913 1914 1915 1916 1917 1918

33 35 27 28 13 28

Overlijdens

18 18 12 16 12 36

12. Alhoewel de landbouwers in ’t algemeen meer naastenliefde zouden hebben kunnen tonen mag gezegd worden dat een groot getal zeer vrijgevig zijn geweest, en slechts de prijzen van het Komiteit gevraagd hebben. De Leuvensche bevolking zal daar best kunnen over oordelen.
In 1917 werd eene omhaling gedaan tusschen de leden van den Boerenbond, zij bracht 500 franken op. De opbrengst bestemd tot ondersteuning der kleine burgerij werd aan de geestelijke overheid gestuurd.

13. Twee dagen na den wapenstilstand 13 Nov 1918 kwamen hier de eerste duitsche troepen in groote massa voorbij, dit duurde tot 19 November. Iederen avond bleven er hier overnachten, de eersten droegen roode vlaggen en gingen in de grootste wanorde, de officiers hadden hunne kenteekens afgedaan en werden niet meer gehoorzaamd veel officieren hadden zelfs schrik van de gewone soldaten die hen onbeleefd en zelfs dreigend dierven antwoorden. De twee of drij laatste dagen was er nog orde in ’t leger, ’t waren de troepen die van het front terugkeerden – aan hunne spraak te hooren waren het keizerlijken of keizersgezinden, nochtans schenen zij allen met schrik bevangen om naar hun land weer te keeren.
Hun aard van stelen waarmede de duitschers bij hunnen inval bezield waren was bij hunnen terugtocht bijgebleven. Zoo stolen zij bij Em. Van Goidsenhoven een schoon paard; de landbouwer had binst de nacht gerucht gehoord, stond op en bemerkende dat zijn paard weg was nam aanstonds de richting van Thienen en vond gelukkiglijk zijn paard te Bautersem waar hij het na veel moeite eindelijk terug kreeg.
Bij Francis Struyf stolen zij een verken, bij Aug Overstyns eene koe – bij Karel Vercammen ging het zoo ver dat zij, terwijl de vrouw het bemerkte – in den kelder drongen en er een versch geslacht verken uit de kuip haalden. De vrouw die weerstand bood werd met den revolver bedreigd. Bij nog andere boeren namen ze eetwaren voor hunne paarden zonder dat zij er iets voor betaalden.
1ste November dus vóór den wapenstilstand werd van uit eenen voorbijrijdenden trein de koe doodgeschoten der zusters van Liefde. Deze stond in het park te grazen – bij onderzoek bleek dat zij door eenen duitschen kogel werd gedood.

14. 15 november: Nationale Feestdag werd bij eenige dorpelingen de Belgische vlag uitgestoken zonder dat de duitschers ze deden intrekken. Bij de intrede der Belgische en verbondene legers werd er algemeen gevlagd. Op 15 en 23 november werd het Te Deum plechtig gezongen. Al de gevangenen uit Holland en Duitschland zijn weergekeerd.
Ook van de uitwijkelingen is niemand achter gebleven.
Ter gelegenheid van de bevrijding van ons vaderland deed de EH. Pastoor een sermoon waarin hij bezonder drukte op de tusschenkomst van ’t Hert van Jesus als bezondere belooning der godsvrucht die de parochianen negen achtereenvolgende 1ste vrijdagen hadden getoond. Hij rekende dan ook op de dankbaarheid en verzocht de inwoners mild bij te dragen in den aankoop van eenen troon tot versiering van ’t beeld van ’t H. Hert op de 1ste vrijdagen, en van de 12 Beloften van ’t H. Hert voorgesteld op vaandels te dragen in de Processie. De rondhaling bracht de ronde som op van 700 franken het H. Hert van Jesus ter eere.

DGR

Edm De Groote

Pastoor

Al Seldeslachts A. V.d.Broeck

Gemeentesecretaris onderwijzer

iM Uytvanck is waarschijnlijk Joseph François Benoit Van Uytvanck ° Leuven 25/07/1884, zoon van Benoit Van Uytvanck en van Marie Adolphine Hutsebaut.

Bijlage

Gevangenneming van Pater Raynerius Snel, minderbroeder (van het klooster te Leuven) door de invallende Duitsche Troepen te Lovenjoul, op Donderdag, den 27n Augustus 1914.

Verslag

Donderdag, 27 Augustus 1914, te ruim 9 uren ’s morgens, werden de Paters en Broeders van het klooster der Minderbroeders (Vlamingenstraat) te Leuven, door de bel der gemeente samengeroepen en hun werd door Pater Gardiaan aanzegging gedaan, dat al de inwoners der stad moesten vluchten, omdat de Duitsche militaire overheid had afgekondigd dat Leuven ging gebombardeerd worden. Op de vraag van eenige kloosterlingen: “waarheen moeten wij vluchten?” antwoordde Pater Gardiaan: “Naar Roosbeek (Thienen) op.”

Ik vroeg dan aanstonds aan Pater Gardiaan of ik naar de Zusters Clarissen-Coletienen (bij wie ik de biechtvader ben) mocht gaan, en zoo de zusters nog in hun klooster waren – daar dan mocht blijven. Pater Gardiaan stond mij aanstonds mijn verzoek toe.

Na eerst met de andere kloosterlingen de heilige speciën genuttigd te hebben, ging ik dan langs de Frederik-Lintstraat, de Vesaliusstraat en de Marie Theresiastraat tot in de Bogaardenstraat, waar ik echter het klooster der bovengenoemde zusters gesloten vond. Ik belde twee- driemaal aan, doch niemand kwam opendoen. Dan zei mij iemand van de geburen, dat de zusters allen reeds weggevlucht waren.

Daarop ging ik heen en zette mijn weg voort tot aan het begin der Maria Theresiastraat, d. i. aan het statieplein.Dit was ledig en afgesloten: het moet rond 10 uren geweest zijn toen ik daar aankwam. Met nog een 20 à 30 vluchtelingen, ging ik meer op rang, de een na de anderen, dan wel naast elkander, rechts den boulevard op naar de Thiensche Poort. Wij volgden het voetpad onder de boomen, daar de steenweg of staat vversperd was door puinhopen van omvergevallen muren of neergekomen daken en schoorstenen. De huizen op den boulevard, te beginnen op de hoek de Maria Theresistraat, waren reeds grootendeels door den brand vernield, die zelfs nog niet gansch uitgedoofd was.

In de Maria Theresiastaart, tusschen de Blijde Inkomst- en de Bogaardenstraat, had ik een dood paard op straat zien liggen en op den Thienschen Boulevard lagen op de straat vvan den boulevard, langs den ijzerenweg, stonden op korte afstand van elkander, schildwachten met geladen geweer, gericht naar de vluchtelingen.

Aan de Thiensche Poort kwamen groote massa’s volk de stad uit, die den Thienschen Steenweg opgingen. Ik vervoegde mij bij hen, hopende onderweg dan wel mijne medebroeders aan te treffen? (Zie N.B. onder de bldzijd) Niet ver buiten de stad lag op den steenweg een dood paard, dat reeds in ontbinding verkeerde.

Welhaast zag ik eenige zusters Clarissen-Coletienen, die zuster Bonaventura, jubilarisse, in een stoel op rolletjes gezeten, voorttrokken. Wat verder ontmoette ik Eerw. Moeder Abdisse met 3 of 4 zusters bij haar. Al gaande kwamen mij eenige priesters voorbij, o.a. ook de ZZ. EE. Heeren Neyens en Tielemans, pastoor en oud-pastoor van Sint Jozefsparochie te Leuven. Terwijl zij voorbijgingen wisselden wij eenige woorden met elkander, maar dachten er toen niet aan, dat wij na een goed half uur later, te zamen zouden gevangen zijn.

Wat verder, een half uur buiten de stad, rechts van den steenweg tegenover de gemeenteschool van Corbeek-Loo, op het gehucht genaamd “De Mol” is er een steenbakkerij. Ik zag daar op een berg leem bestemd om er steenen van te bakken - drie Paters Dominicanen, (ZZ/ EE. PP. Rolin, Parijs en Tuyaerts) die mij toeriepen dat zij als gijzelaars waren genomen en als ik goed verstaan heb, vroegen zij mij ook of ik ook geen lust had om bij hen te komen. Dààrboven, op die hoogte of dien leemberg, stonden nog al veel kanonnen, waarbij zich ook veel soldaten bevonden.

Nota bene. De Paters en Broeders zijn wel het klooster uitgegaan, maar nauwelijks buiten op straat zijnde, raadden de menschen, geburen vooral, hun aan toch maar niet te vluchten. Zij hebben dien raad gevolgd en zijn geiukkig thuis geblevn, want noch het klooster noch de kerk hebben iets te lijden gehad van het “zoogenaamde bombardement”, d.w.z. van de in de stad aangerichte verwoesting.

Een weinig verder, op een vlak stuk land, altijd rechts van den steenweg en gelijk met dezen, d.i. niet hooger of lager gelegen, waren ook vele soldaten gekampeerd. Eén van hen, dicht aan den steenweg staande, sprak mij aan en zeide, dat hij ook katholiek was en dat Leuven ging gestraft worden, omdat er ’s nachts te voren drie duitsche soldaten door de inwoners de hals waren afgesneden. Ik had er volstrekt niets van gehoord en het was ook niet waar; maar zoo iets moesten de duitsche officieren hun mannen wijsmaken, om hun laffe plunderingen en brandstichtingen, die zij te Leuven gingen aanrichten, te rechtvaardigen.

Ook hadden de Duischers afgekondigd, dat de stad Leuven zou gebombardeerd worden, doch op heel den weg naar Thienen heb ik dikwijls met aandacht, maar altijd te vergeefs geluisterd naar het schieten, dat natuurlijk hoorbaar moest zijn bij een bombardement.

Wederom wat verder, reed een groote autombiel, van Leuven komende voorbij, met zeker wel 10of 12 inzittende Duitsche officiers. Eenigen van hen mij ziende, balden, met furie op het gelaat, den vuist naar mij, alsof ik een plichtige was. Gelukkig bleef ik gerust en kalm denkende:” och, dat zijn zeker fanatieke protestanten, voor wie het priester of kloosterkleed voldoende is, om in woede te ontsteken.

Eindelijk te Corbeek-Loo gekomen, zag ik op den steenweg, zoover mijne oogen reikten, bijna niets dan Duitsche soldaten, die dáár een wacht hadden opgeslagen. Toen ik dan met de vluchtelingen op den veloweg gaande, een 100 passen of stappen Corbeek-Lo door was en mij op het grondgebied van Lovenjoul bevond, naderde mij op eens een officier en sprak:” Ga eens mede”. Gedwee en zonder tegenspreken ging ik met hem mede, te midden van den steenweg en misschien wat te dicht naast hem loopend, zei hij mij:” niet zoo dicht naast mij gaan”. Achter mij volgde een soldaat met geweer op den schouder.

Na den officier 70 à 80 stappen gevolgd te hebben, kwam ik eaan een kleine boerderij of liever eenvoudige boerenwoning,nl. een huis met aanpalende stallen, zooals er op de dorpen in de gansche streek daar nog al veel gevonden worden. De Voorgevel van het huis, dat links van den steenweg stond, gaf hierop uit. In den zijmuur aan de linkerzijde, naar achter loopend, was eene deur, die toegang gaf tot een kleine schuur, ruim 4 meters lang op 2.60 m. breed. Dit schuurtje maakte deel uit van het huis, d.w.z. bevond zich onder één en hetzelfde dak met het huis? In die kleine schuur moest ik binnengaan; daarin werd ik, nochtans gansch onplichtig aan de beschuldigingen, eenigen tijd later door een Duitschen officier tegen mij en nog andere priesters, die er reeds waren, ingebracht, gevangen gezet, want aan den ingang stonden twee soldaten met geladen geweer op schildwacht.

Sommigen heeten de plaats, die ik een kleine schuur noem, liever een stal of een soort van stal, ja, een varkenskot. Wat er van zij of niet, de naam doet weinig aan de zaak. De plaats om een stal genoemd te kunnen worden, was er klein en vuil genoeg voor. Er lag stroo op den grond, dat er werd uitgespreid na de aankomst der eerste gevangenen. Nota: Den 30 n September 1914 zijn eenige Duitsche soldaten het huis komen in brand steken, te gelijk met nog andere woningen van Corbeek-Loo en Lovenjoul, omdat er tusschen dit dorp en Thienen schade was toegebracht aan den ijzerenweg en men de daders niet kon of liever niet wilde vinden. Belgische soldaten in uniform hadden bommen geworpen, maar der Duischers wilden dat niet erkennen.

Het schuurtje of de stal is blijven staan; de deur, die er toegang toe gaf is thans toegemetseld. De plaats zelve dient nu tot slaapkamer aan de bewoners van het huis, dat heropgebouwd is voor zooveel; het woonvertrek aan de kleine schuur palende, een kleine

Vierkante kamer, is voorlopig hersteld.

Dààr, in het schuurtje, trof ik de hiernavolgende gevangenen aan: den Z. Eerw. Heer Neyens, pastoor van S. Jozefsparochie; den Z. Eerw. Heer Tielemans, oud pastoor; den Eerw. Heer Vertommen, onderpastoor derzelfde parochie, den Z. Eerw. Heer Kanunnik Lemaire, hooglerrar in de Christelijke Bouwkunst, aan de Hoogeschool; den Z. Eerw. Pater De Clerq, rector van het Seminarie van Scheut, te Leuven, met twee zijner medekloosterlingen, de EE. PP. Van Zuyt en Moves; den Eerw. Heer De Neuter, leerling aan het Groot Seminarie van Mechelen en Broeder Rodolphus, der Broeders van de Christelijke Scholen te Brussel.

Deze broeder, wien de Duitsche Soldaten in het schuurtje buiten zijn weten zijn geldbuidel hadden ontfutseld, zocht hem te vergeefs in het stroo, toen ik binnenkwam en daarom vroeg hij mij vriendelijk wat te willen blijven staan en niet verder tot tegen den muur te gaan.

Welhaast kon ik over het stroo heenstappen, maar aanstonds – ik leunde wat, daar ik vermoeid was, tegen de muur – kwam er een soldaat, ik denk een onderofficier, aan den ingang van onze gevangenis, ons alle,, priesters en kloosterlingen, - op bijtenden en snauwenden toon, gelijk de Duitschers dat kunnen – verwijten, dat wij het volk hadden opgestookt om op de Duitsche soldaten te schieten. Aan onbeschofte woorden, zooals “Schweinhünden”, “Schweien” en dergelijke ontbrak het den laffen held niet. “Bidt nu maar,” eindigde hij, “bidt maar tot God, want welhaast zult gij den kop afkrijgen.”

Wellicht vreesden de soldaten, die aan de deur op schildwacht stonden, dat M. Pastoor Neyens, die reeds, vóórdat ik in het schuurtje binnen gebracht was, vrijmoedig had geantwoord op de valsche beschuldigingen opnieuw zou beginnen te spreken; want één van hen snauwde dien Z. Eerw. Heer bijzonder, maar ook ons allen te zamen barsch en onbeschoft toe: “Kein Wohrt mehr!” Niemand heeft daarna nog tot de soldaten gesproken, aalen bewaarden wij het stilzwijgen.

Ondertusschen had ik lij op den grond tegen den muur nedergezet, niets anders denekende dan dat ons laatste uur geslagen was. Ik biechtte aan een Pater missionaris van Scheut, die naast mij zat en den rozenkrans biddende bereidde ik mij tot den dood.

Een tien minuten later daarna werd eerst de Z. Eerw. Heer Kanunnik Noël, hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan het Instituut S. Thomas en een weinig later nog de Eerw. Heer Kerstrens, onderpastoor san S. Antonius’parochie, bij ons in de kleine schuur binnengebracht. Daarop kwam er een soldaat zien en na ons geteld te hebben, spral hij luid op: “Twwalf stuks! Twaals koorden!” Toen zeide de Z. E. Heer Kanunnik Lemaire tot eijn collega, den Z. E. Heer Kanunnik Noël:” Mon cher, on va nous pendre”.

Daar de Z. E. Heer een reiszak in de hand droeg, sprak hij tot de soldaten, die aan den ingang van onze gevangenis stonden;” Als ik hier moet blijven, wilt dan mijne moeder roepen, eene Dame, die op den steenweg staat, opdat ik haar mijn reiszak kan afgeven”. Of de soldaten Madame Noël hebben geroepen weet ik niet, maar eenige oogenblikken nadat Mr Kanunnik zijn verzoek gedaan had, kwam zij vergezeld van een officier, dat het te verwonderen was, dat men hier haar zoon en de andere priesters tegenhield en gevangen nam; een duitsche officier te Leuven had nochtans gezegd, dat allen, ook de priesters, vrijen doortiocht hadden langs den steenweg naar Thienen op.

De officier zei in het Duitsch, dat wij verdacht werden van spionage en beschuldigd van het volk opgestookt te hebben om op de Duitsche soldaten te schieten. Hij vroeg vervolgens aan de twee heren Kanunnikken, die vooraan het dichtste bij de deur stonden, wie zij waren en wat zij deden. Zij antwoordden gellerden te zijn en noemden de vakken, welke zij leeraarden; zij haalden ook de namen aan van eenige Duische hoogleeraren, die zij kenden. Op xde beschuldigingen tegen hen en ons allen ingebracht, gaven zij ten antwoord (steeds in het Duitsch sprekende) dat zij persoonlijk volstrekt niet hadden opgestookt om op de Duitsche soldaten te schieten, om de eenvoudige reden, dat zij, hoogleeraren zijnde, bijna niet in aanraking komen met het volk en de overige Heeren, hier gevangen, hebben het volk evenmin ertoe aangezet; het zijn allen vreedzame priesters en eenigen zelfs hebben hun onderhoorige geloovigen, zowel in de kerk als daar buiten, vermaand de kalmte en de rust te bewaren tegenover de Duitsche troepen.

Toen de twee Heeren Kanunnikken nog voortspraken, zeiden zij o.a. ook;é Een Duitsche Officier te Leuven heeft ons verzekerd, dat wij vrijelijk en ongehinderd konden vluchten langs den steenweg naar Thienen”. Wij allen, die in de kleine schuur zaten, bevestigden hun gezegde met gezamenlijk nog al luide te zeggen;” Ja, ja, dat is ons te Leuven door een Duitsche Officier verzekerd!”

En zoo was ons proces gewonnen, ik bedoel, onze gevangenschap in die zoogenaamde stal ten einde: de officier liet ons allen los en vrij gaan, om voort te vluchten. Eenigen van de soldaten, die in groot getal op den steenweg stonden, ons uit het schuurtje ziende komen, wilden ons opnieuw tegenhouden, maar toen wij hun zeiden dat een officier ons in vrijheid had gesteld, mochten wij onzen weg voortzetten.

Dit verslag, door mij zelven opgesteld in de maand Februari van het jaar 1915, verklaar ik door mijne handtekening in alle deelen waar en echt te zijn.

P. fr: Raynerius Snel, minderbroeder

===========================================================================

P.S. Daar er reeds 9 heeren geestelijken in de kleine schuurt waren toen ik er binnengeleid werd, zoo kan ik niets zeggen over de be- en mishandelingen hun vóór mijne komst door de Duische soldaten aangedaan. Ziehier echter wat mij door hen zelven verhaald is: “Allen”, zegt de Z.E.P? De Clercq, rector, allen zijn wij afgetast geworden en mij hebben zij mijne agenda, identiteitspapieren en mijne pennemes afgenomen”.

De Z.E. Heer Tielemans, oud Pastoor, alsook Br: Rodolphus van de Chr: Scholen, zijn nog al op brutale wijze behandeld. Zij hoorden zich door de soldaten toesnauwen;” Schweinen, gaat daar liggen op den grond” en dan hebben zij hem, behalve een kostelijke snuifdoos en een klein pennemes, hangende aan zijn horlogeketting, nog de som van 5020 franken ontvreemd. Aan Br: Rodolphus ontfutselden zij zijn geldbeurs, ongeveer 30 franken inhoudende.

De Eerw: Heer De Neuter, seminarist, werd ook afgetast, maar niets afgenomen; hij kreeg op de linkerkaak een zoo duchtigen slag met de hand van een soldaat, dat hij suizebolde of sterren zag. Hij had gezegd dat men hem reeds afgetast had en dat was te veel: hij moest zwijgen...

Eén van de twee Paters van Scheut had een valies bij zich, waarin nogal veel vijf frankstukken staken. De soldaat door wien de Pater onderzocht werd, door het geld verblind, nam eerst één stuk, dan nog een tweede en misschien nog een derde. Daarna kwamen andere soldaten op hunne beurt elk ook één of meer vijffrankstukken uit de valies nemen…

Aan den Z.E. Heer Neyens, pastoor, ontnamen zij eerst zijn zilveren zakuurwerk en eene som van 6340 franken. De soldaten waren allesbehalve vriendelijk in den Eerw. Heer af te tasten; zij wierpen hem meermalen het woord “Schwein” naar het hoofd, alsnog beschuldigden zij hem voornamelijk het volk tegen de Duitsche soldaten opgestookt te hebben. Eerwaarde wedersprak hem door te zeggen, dat hij juist het tegenovergestelde had gedaan nl. zijne parochianen trachten in kalmte te houden. Hij voege erbij: “Verschillende Heeren hier tegenwoordig kunnen het getuigen, dat ik rust en kalmte aan mijne toevertrouwde kudde heb aanbevolen”. Maar welhaast riep een Duitsche soldaat, die bij de deur stond, hem toe:” Kein Wohrt mehr!” En de Heer Pastoor heeft toen gezwegen.?

De twee EE: HH: Neyens en Tielemans hebben toen zij terug thuis waren, het hun ontstolen geld, te meer daar het hun niet toebehoorde, maar voor goede werken en noodlijdenden bestemd was, teruggevraagd aan den Duitschen Generaal Gouverneur Baron von Bissing. Deze heeft dan door Duitsche rechters een onderzoek doen instellen, waarop al de gevangenen, behalve Mr Kan. Noël, de twee Paters van Scheut en de Broeder Rodolphus, omdat zij Belgie hebben verlaten, zijn verschenen. Ik heb natuurlijk niets kunnen zeggen over de ontvreemding van die twee sommen geld, tenzij hetgeen ik gehoord had, omdat ik er niet bij tegenwoordig was, toen dat geld werd afgenomen.

Na het onderzoek werd aan de Heeren Pastoors geantwoord, dat het niet genoegzaam bewezen was, dat Duitsche soldaten hun dat geld hadden ontnomen en dat die soldaten meer moesten aangeduid zijn, wilden zij kunnen rekenen op teruggaaf.

Daarna hebben de Eerwaarde Heeren nogmaals hun geld teruggevraagd en het dan tot den laatsten cent weergekregen, wellicht meenen zij, omdat zij dezen, hun tweede brief sloten met de hiernavolgende volzin: “Wanneer men de geschiedenis van den oorlog zal schrijven, is het goed, dat men wete, dat wij, nadat ons dringend verzoek van schadevergoeding is verworpen, zijn voortgegaan op te komen tegen de hatelijke handelwijze, waarvan wij de ongelukkige slachtoffers zijn.” Quand on …. qu’après le rejet de notre requête de dommages et intérêts, nous avons continué à protester contre l’acte odieux, dont nous sommes les malheureux victimes.

Andere bijlagen

Aantal communieën in 1913, ’14, ’15, ’16, ’17, ‘18

Parochie Lovenjoul

1913 – 8485

1914 – 9100

1915 – 14300

1916 – 15100

1917 – 15200

1918 – 27000: Dit hoog getal komt voort wegens de beide kloosters bestaande uit 18 kloosterlingen en een zestigtal ouderlingen hier toegekomen begin 1918.

Op een postkaart gericht aan :

Zeer Eerw. Heer Laenen

Archivist

Bisdom

Mechelen

Eerw. Heer Kanunnik

In antwoord op uw geeerd schrijven van 2 Nov. Laat ik u weten dat op 19 aug 1914 geen burgers gedood werden in Lovenjoul. Een zekere Verreydt is doodgeschoten geworden tegen Lovenjoul op den grond van Bierbeek, verder heb ik van geen gedoode burgers in mijne parochie gehoord.

J. F. Verboven

Pastoor

Lovenjoul

Lovenjoul 19 Feb. 1918

Zeer Eerw. Heer Deken

Als gevolg op het schrijven van zijne Eminentie heb ik de eer u volgende inlichtingen te verschaffen

1° Er berust eene klok in de kerk van den H. Lambertus te Lovenjoul.

2° -

3° Zij draagt als jaartal “Gegoten 1732”.

4° Gewicht: moeilijk om schatten men denkt 400 à 425 kilos

5° Toon: La Bémol

6° Versierd door eene Heilige Familie

7° Meet 72 cm hoogte en 78 centim diameter.

8° Als opschrift draagt zij buiten het jaartal 1732 Burgemeester Petrus de Spoelbergh – Pastoor Nys.

Ziedaar, zeer Eerw. Heer Deken, de inlichtingen die ik er u kan over verschaffen. Ik bied u met dezen mijne eerbiedigste groeten

Edm. De Groote

Pastoor

.